Bij nacht en ontij sloop hij het huis uit, en liep naar het
bos.
‘Paddenstoelen zoeken, paddenstoelen zoeken’
Hij plukte tot zijn mandje vol was en sloop terug naar huis.
Voldaan kroop hij naast zijn vrouw die vredig lag te slapen.
Of hij danste rond de oude eik, of poetste een lantaarntje op.
In zijn kleerkast lagen, veilig verstopt tussen zijn truien,
een rode puntmuts en groene pantoffeltjes. Hij kende het werk van Rien
Poortvliet vanbuiten.
Maar hoe moest het nu verder?
Hij snifte luid, de psychiater reikte hem de doos met
zakdoekjes aan.
‘Ik ben credit risk controller in een gewaardeerde firma, maar
eigenlijk diep vanbinnen voel ik mij een kabouter.’
De psychiater kuchte, schraapte zijn keel en zei toen
zakelijk, en zonder zweem van spot:
‘Beter zo dan andersom.’
Langzaam sloop Eugène naar de keuken, hij bond de
bloemetjesschort voor en haalde de soja minarine uit de ijskast.
‘Soja, sohohoja’ zong hij zachtjes, ‘weinig vet, superzacht, soja...’
Ineens knipte het licht aan, en daar stond mevrouw Arlette in
de deuropening.
‘Leg Het Terug’
‘NU’
Maar Eugène voelde zich dapper, hij wist dat hij juist zat, de soja boter hoorde in de vuilbak, en daar zou hij haar gooien. Vette roomboter
wou hij, om spek in te bakken, en uwen bruine boterham in te soppen, met bruine
suiker.
Geen minarine kon tippen aan die smaak, aan die gewaarwording.
‘Nee, Arlette, ik ga ze weggooien, cholesterol is een
uitvinding van de grote margarine en minarine lobby, maar nu is het genoeg
geweest, het is eindelijk uit.’
Eugène voelde dat hij niet alleen stond, en ineens baadde de
kamer in een fel wit licht. Mevrouw Arlette deinsde achteruit, want achter
Eugène dook een massa op, Den Boterberg, terug van weggeweest en met een enorm
geraas verpletterde hij mevrouw Arlette.
Tevreden gooide Eugène de soja minarine in de vuilbak, en
bakte een paar lapjes spek in een restje boter.
Zachtjes neuriede hij ‘Soja, sohohoja, weinig vet,
supperzacht, soja,’