maandag 13 juni 2011

Coniferen

Onrustig dacht Enisa aan haar sterfelijkheid. Normaal had ze daar niet zoveel last van, maar nu de IJsheiligen echt wel voorbij waren,  voelde ze de onrust opkomen.
De zomer stond aan de voordeur, klaar om vrolijk en zonnig zijn (haar?) entree te maken. Maar was zijzelf ook niet in de zomer van haar leven? De tijd van rijpe vruchten? Maar onherroepelijk de voorbode van de Herfst en de Winter?
Ze slikte.
Het vallen van de bladeren, haaruitval, verdorren en vereenzamen, en dan een stemmig heengaan. In het beste geval, of aftakelen, lijden, krimpen en wegkwijnen.
Bang keek ze naar haar man, zou hij wel van een dorre tak blijven houden? Anderzijds was hij ook wel kalend en dikbuikig, misschien was het voor hem al lang herfst, geen zomerse fruitigheid te bespeuren.
Enisa nam een besluit, ze kuste haar man, stapte in haar auto en ging op zoek naar een conifeer. Winter en zomer groen, immer jong. Ze glimlachte.
Vrolijk claxonerend draaide ze de grote baan op.
En reed onder een vrachtwagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten